Trius Advocaten

Soms heeft een kunstenaar ook baat bij wat minder “flou artistique”

Alhoewel social media thans kunstenaars al heel wat mogelijkheden biedt om hun creaties aan de wereld te tonen, doen veel beroepskunstenaars ook op heden nog steeds beroep op een kunstgalerie om hun werken te promoten en te commercialiseren.

 

En vaak wordt m.b.t. deze samenwerking niets of heel weinig schriftelijk vastgelegd.

 

Wellicht omdat het afsluiten van schriftelijke overeenkomsten niet past voor een kunstenaar die zich enkel moet bezighouden met het creatieve of het scheppende en niet met de praktische of juridische besognes die enkel maar afbreuk zouden kunnen doen aan zijn creatieve geest. Mogelijk omdat het werken met geschreven contracten strijdt met het vertrouwen of de waarde van het gegeven woord waarop de kunsthandel zich ook op heden nog steeds zo vaak beroept.

 

Bij gebrek aan schriftelijke overeenkomst of duidelijk schriftelijk vastgelegde afspraken wordt een oplossing van veel discussies of geschillen tussen kunstenaars en kunstgaleries hoogst onzeker, te meer er in de kunsthandel verschillende formules van samenwerking worden gebruikt waarbij de kunstgalerieën al dan niet het eigendomsrecht verwerven over de te verkopen of commercialiseren werken.

 

Met een recent vonnis van 14 mei 2019 heeft de Nederlandstalige Ondernemingsrechtbank van Brussel nogmaals het belang van duidelijke en schriftelijke afspraken tussen kunstenaar en kunstgalerie onderstreept.

 

Uit het vonnis blijkt immers dat er bij gebrek aan schriftelijke overeenkomst ook in de verhouding tussen kunstenaar en galerie van alles kan misgaan. Zo kan er discussie ontstaan over de vergoeding (commissie) van de galerie en de specifieke vraag of de kunstenaar bovenop die commissie ook nog moet delen in de promotiekosten die de galerie maakt. Nu er in de sector heel wat uiteenlopende commissies worden gehanteerd, is het bij ontbreken van een schriftelijke overeenkomst niet steeds een sinecure om te moeten terugvallen op de zogenaamde gebruiken van de sector die immers absoluut niet éénduidig zijn.

 

Een andere mogelijke bron van onenigheid is de beschadiging of zelfs het verlies van bepaalde werken terwijl ze bij de galerie zijn ondergebracht met het oog op de verkoop of de commercialisering ervan.

 

Gezien de vlucht die de (internationale) kunsthandel vandaag de dag neemt, kan het in ieder geval niet meer als “not done” worden beschouwd om de karakteristieken van de samenwerking tussen kunstenaar en galerie duidelijk en schriftelijk vast te leggen. Er zijn actueel heel wat sectoren waarin heel wat minder financiële middelen circuleren die wel de gewoonte hebben om te werken met duidelijke en schriftelijk vastgelegde afspraken.

 

Alhoewel het wat juridisch denkwerk vergt om de samenwerking tussen een kunstenaar en een galerie correct te kwalificeren, is het actueel perfect mogelijk om de samenwerking tussen een kunstenaar en een galerie correct en schriftelijk vast te leggen zodat discussies over commissies en aansprakelijkheid bij beschadiging of verlies van bepaalde werken perfect kunnen worden vermeden.

 

Alleen zullen kunstenaars daarvoor nog iets meer ondernemers moeten worden.